Velduil – Asio flammeus (Part 2)

Sinds een aantal weken vertoeven een 4tal Velduilen in het Lauwersmeergebied, regelmatig liggen ze in een conflict met elkaar, maar ook met de Torenvalken en een Blauwe Kiekendief.
Deze schouwspellen leveren geweldige maar moeilijk te fotograferen momenten op, gelukkig gaan de uiltjes ook wel eens op een paaltje zitten.

Brilduiker – Bucephala clangula

Het mannetje van de brilduiker heeft een opvallende, zwart/witte tekening. Het vrouwtje is minder opvallend getekend, maar is toch duidelijk te herkennen aan de bruine kop. Bij beide geslachten valt de gele iris op. In de vlucht is de brilduiker te herkennen aan de snelle vleugelslag, waarbij een fluitend geluid te horen is dat veroorzaakt wordt door de slagpennen van de vleugels.

In Nederland broeden hoogstens enkele brilduikers, in Europa broeden de vogels vooral in Scandinavië en dan bij voorkeur langs heldere meren in het bos. Het nest wordt gebouwd in een boomholte. De jonge vogels laten zich, nadat ze uit het ei gekropen zijn, uit het nest vallen om de moeder meteen te volgen naar het water. In de winter trekken de vogels onder andere naar Nederland om te overwinteren op binnenwater of langs de kust.

Middelste Zaagbek – Mergus serrator

Vooral door de overeind staande veren op het achterhoofd is de middelste zaagbek een herkenbare vogel. Het vrouwtje lijkt echter sterk op het vrouwtje van de grote zaagbek. Deze soort is echter wat groter en bij het vrouwtje is de bruine kop scherp van de borst gescheiden. Verder is ook de snavel van de middelste zaagbek langer en dunner. In de vlucht is een wit vleugelveld met daarop één of twee zwarte lijnen zichtbaar.

De middelste zaagbek broedt slechts zelden in Nederland en dan alleen het Deltagebied. Het broedgebied van de middelste zaagbek ligt verder naar het noorden, langs rivieren en meren met helder water in Scandinavië. In tegenstelling tot de grote zaagbek wordt het nest niet gebouwd in een boomholte, maar op de grond, goed verstopt tussen de struiken. In de winter trekt de vogel naar het zuiden, waarbij de zaagbekken ook Nederland aandoen.

Velduil – Asio flammeus (Part 1)

De velduil heeft ook oorpluimen, maar die zijn minstens de helft korter dan die van de ransuil. De velduil heeft zijn nest op de grond tussen lage begroeiing in de duinen, op heidevelden, kwelders, hoogveen en akkers.
Velduilen jagen vaak overdag op muizen en andere kleine dieren.
Ze komen voor in heel Noord-Europa, Azië en Noord-Amerika. Vroeger was de velduil een algemene soort in Nederland maar hij is de laatste tientallen jaren flink in aantal achteruit gegaan. In ons land schommelen de aantallen rond de 100 broedparen die voornamelijk te vinden zijn op de Waddeneilanden.


Slechtvlak – Flaco peregrinus

De slechtvalk is een tot de verbeelding spekende vogelsoort; is ’s werelds snelste vogelsoort (over de maximale snelheid van de slechtvalk lopen de meningen uiteen van 200 tot 260 km/uur). Slechtvalken broeden niet zelden dicht bij de mens: in hoogspanningsmasten, wolkenkrabbers en fabrieksschoorstenen. Dit komt doordat deze vogels menselijke bebouwing beschouwen als rotslandschap, met prima plekken om in te broeden. Bovendien is er een vrijwel onuitputtelijke voedselbron aanwezig in de vorm van stadsduiven.

Grote Zilverreiger – Ardea alba

Roodhalsfuut – Podiceps grisegena

In tegenstelling tot de gewone fuut is de roodhalsfuut een zeer zeldzame broedvogel in Nederland. Slechts een enkel paar komt hier soms tot broeden. Een broedgeval is dus hoogst uitzonderlijk. De roodhalsfuut is wel een algemene wintergast en wordt het meest gezien tussen augustus en mei. In januari en februari zijn de meeste exemplaren aanwezig. Ook overzomeren er jaarlijks enkele exemplaren in Nederland.
In de winter mist de roodhalsfuut zijn rode hals. De vogel is dan hoofdzakelijk grijs met een wat lichtere voorhals en oorstreek. Roodhalsfuten zijn iets kleiner dan de gewone fuut. Samen met de gele snavelbasis zijn dit goede kenmerken om de soort te determineren.
Roodhalsfuten verblijven in de winter het meest in havens langs de kust en ook wel langs de Afsluitdijk.

Bonte Strandloper – Calidris alpina

Koekoek – Cuculus canorus

Grauwe Klauwier – Lanius collurio