Notenkraker – Nucifraga caryocatactes

De Notenkraker is een Kraaiachtige met een bruin verenkleed met opvallende, witte stippen en een rechte, stevige snavel. De vlucht is onregelmatig, waarbij vooral de witte eindband aan de verder donkere staart opvalt.

Het voedsel van de Notenkraker bestaat voornamelijk uit noten en zaden van naaldbomen. Net als de aanverwante Gaai legt ook de Notenkraker een wintervoorraad aan.

Bonte Tapuit – Oenanthe pleschanka

De Bonte Tapuit is een zangvogel uit de familie der vliegenvangers. De Bonte Tapuit is een trekvogel die broedt in delen van Europa en Azië en overwintert in het oosten van Afrika. In Europa broedt de soort met name in de zwarte-aardegordel in het zuidoosten van het continent.

Bladkoning – Phylloscopus inornatus (2.0)

De Bladkoning

Een vogeltje van 10cm wat amper stil zit en vrij lastig is om te zien, laat staan te fotograferen.

De Bladkoning is in Nederland alleen te horen en te zien tijdens de najaarstrek, eind September tot ongeveer half Oktober, en dan vrijwel alleen langs de Noordkust en onze eilanden.

Witkeelkwikstaart – Motacilla cinereocapilla

Al enige weken vertoeft de zeldzame Witkeelkwikstaart in de Zuidlaardermeerpolders.
Hij heeft meerdere malen gepaard met een vrouwtje Gele Kwikstaart.

Blauwborst – Luscinia svecica

De Blauwborst is door zijn kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de Nederlandse vogelwereld. Blauwborsten hebben de afgelopen decennia in Nederland een flinke opmars heeft gemaakt. Dit komt doordat er meer geschikt leefgebied is bijgekomen. Het is een van de weinige soorten die van de Rode Lijst is geschrapt, omdat het zo goed gaat.

Oosterse Zwarte Roodstaart – Phoenicurus ochruros phoenicuroides

Ondersoort van Zwarte Roodstaart · Phoenicurus ochruros · Black Redstart

Broedt in Zuid-Rusland (Tuva Republiek) en West-Mongolië zuidelijk tot Tien Shan, zuidelijk Kazakhstan en Noordwest-Pakistan; overwintert in Noordoost-Afrika, Arabisch Schiereiland en Zuidwest- en Zuid-Azië.

Zwartbuikwaterspreeuw (2017) – Cinclus cinclus cinclus

De Waterspreeuw is een zangvogel die, zoals zijn naam al aangeeft, alleen voorkomt bij (snelstromend) water, bij voorkeur in gebieden met veel hoogteverschil. De vogel zoekt zijn voedsel in deze snelstromende wateren, en verdwijnt daarbij vaak geheel onder water. Waterspreeuwen zijn dan ook uitstekende zwemmers. Op de kant valt op dat de vogel vaak “door de knieën knikt” en een wit ooglid heeft (tijdens het knipperen met de ogen). De vlucht is snel en snorrend. Er zijn twee vormen, de roodbuikige, die broedt in Midden Europa en op de Britse eilanden (zie aldaar), en ook in het oosten van België, en de zwartbuikige, die broedt in Scandinavië en grote delen van Frankrijk. De zwartbuikige vorm (nominaat), is in Nederland een vrij zeldzame wintergast; bijna ieder jaar worden er enkele gezien in Nederland. Vaak houden deze vogels zich dan op bij stuwen of (kunstmatige) watervalletjes, en het komt regelmatig voor dat Waterspreeuwen een aantal winters achtereen op dezelfde plek verblijven. Een bekend geval deed zich voor in de jaren 80 van de vorige eeuw in de Amsterdamse Waterleidingduinen.

Strandleeuwerik – Eremophila alpestris

Door de opvallende koptekening met gele en zwarte delen is de strandleeuwerik duidelijk herkenbaar. De vogel is in Nederland vooral te zien in het winterkleed, waarbij de koptekening minder duidelijk te zien is. Naast planten en zaden vormen insecten het belangrijkste voedsel van de strandleeuwerik. De vogel besluipt de insecten door onopvallend over de grond te kruipen.

Strandleeuweriken broeden in weidegebieden in de bergachtige streken van Scandinavië en overwinteren langs de kusten van de Oostzee en de Noordzee. In tegenstelling tot de meeste andere leeuweriken komt de strandleeuwerik niet voor in het binnenland.

Roodborsttapuit – Saxicola rubicola

De roodborsttapuit lijkt sterk op het paapje maar beide soorten komen zelden voor in hetzelfde gebied. In tegenstelling tot het paapje, dat de voorkeur geeft aan extensief gebruikte landbouwgebieden, komt de roodborsttapuit met name voor in hoogvenen en heidegebieden. De roodborsttapuit is van het paapje te onderscheiden door het ontbreken van een wenkbrauwstreep en de zwarte keel. Het vrouwtje is minder contrastrijk getekend dan het mannetje. De zangpost van het mannetje bevindt zich in de top van een alleenstaande struik, maar de vogel kent ook een zangvlucht.

Grote Karekiet – Acrocephalus arundinaceus

Binnen zijn geslacht de grootste (18-20 cm), sterk gelijkend op de kortere kleine karekiet (± 13 cm). Zijn snavel is zwaarder in verhouding tot de andere, maar niet uitgesproken langer. De bovenzijde van zijn veren is warmbruin getint, met weinig expliciete kenmerken, uitstekend als camouflagekleur tussen het riet. Net als bij de andere rietzangers heeft hij een tekening op zijn kop; een crèmekleurige wenkbrauwstreep en donkere oogstreep. De poten zijn grijs. Vaak aangetroffen met ver opengesperde bek al fluitend, met licht opgerichte kruin tussen het riet.