Grote jager – Stercorarius skua

De grote jager is zo groot als een zilvermeeuw, maar is veel robuuster en heeft een krachtige vlucht. Bij ons een echte kustvogel, die vooral in de herfst bij stevige westen- en noordwestenwind wordt gezien. Een geweldenaar, die in staat is om grote, gezonde zeevogels aan te vallen en te doden.

Rosse Franjepoot (2017) – Phalaropus fulicaria

De rosse franjepoot is een zeldzame verschijning in ons land, met gemiddeld zo’n 10 tot 20 waarnemingen per jaar, voornamelijk langs de kust. Deze broedvogel van de arctische gebieden doet op doortrek naar het zuiden van eind oktober tot begin december ons land kortstondig aan, vaak na aanlandige stormen. Al zwemmend ronddraaiend pikken ze voortdurend links, rechts en achter zich insecten en waterbeestjes van het wateroppervlak op.

Grote Zaagbek – Mergus merganser

Hoewel het mannetje van de grote zaagbek een goed te herkennen vogel is, lijkt het vrouwtje sterk op het vrouwtje van de middelste zaagbek. In tegenstelling tot de middelste zaagbek is de borst echter helder wit en duidelijk gescheiden van de bruine kop.

Het voedsel van de grote zaagbek bestaat voornamelijk uit vis. De snavel van de grote zaagbek is voorzien van een rij kleine tandjes, waardoor gevangen vis niet gemakkelijk meer kan ontsnappen. De grote zaagbek is een zee-eend die vooral in de winter in Nederland aan te treffen is. De vogel is dan vooral te vinden op de grotere binnenwateren en riviermondingen. Broeden doet de vogel verder naar het noorden, vooral langs oevers van visrijke meren en rivieren met helder water.

Brilduiker – Bucephala clangula

Het mannetje van de brilduiker heeft een opvallende, zwart/witte tekening. Het vrouwtje is minder opvallend getekend, maar is toch duidelijk te herkennen aan de bruine kop. Bij beide geslachten valt de gele iris op. In de vlucht is de brilduiker te herkennen aan de snelle vleugelslag, waarbij een fluitend geluid te horen is dat veroorzaakt wordt door de slagpennen van de vleugels.

In Nederland broeden hoogstens enkele brilduikers, in Europa broeden de vogels vooral in Scandinavië en dan bij voorkeur langs heldere meren in het bos. Het nest wordt gebouwd in een boomholte. De jonge vogels laten zich, nadat ze uit het ei gekropen zijn, uit het nest vallen om de moeder meteen te volgen naar het water. In de winter trekken de vogels onder andere naar Nederland om te overwinteren op binnenwater of langs de kust.

Eider – Somateria mollissima

Door de enigszins vreemd aandoende hoofd en snavel is de eider een opvallende vogel. Het mannetje is bovendien het grootste gedeelte van het jaar opvallend zwartwit gekleurd. Alleen in de zomer verliest het mannetje zijn prachtkleed en is dan geheel donker gekleurd met maar weinig wit. Jonge mannetjes laten hun prachtkleed pas zien als ze al een jaar of vier oud zijn, tot die tijd is het verenkleed bedekt met grijze en bruine vlekken.

Eiders zijn zee-eenden die duikend hun voedsel zoals mossels en kokkels bemachtigen en deze vervolgens in het geheel doorslikken. In tegenstelling tot veel andere eenden maken eiders tijdens het duiken ook gebruik van hun vleugels.

In Nederland broeden eiders in het waddengebied, maar meestal ligt het broedgebied verder noordelijk. Om de eieren in deze gebieden tegen de kou te beschermen, verwerken de vrouwtjes donsveren in het nest. Voordat ze gaat broeden bouwt het vrouwtje eerst een flinke vetreserve op, zodat ze vervolgens een maand lang kan broeden zonder in deze periode te eten.

Middelste Zaagbek – Mergus serrator

Vooral door de overeind staande veren op het achterhoofd is de middelste zaagbek een herkenbare vogel. Het vrouwtje lijkt echter sterk op het vrouwtje van de grote zaagbek. Deze soort is echter wat groter en bij het vrouwtje is de bruine kop scherp van de borst gescheiden. Verder is ook de snavel van de middelste zaagbek langer en dunner. In de vlucht is een wit vleugelveld met daarop één of twee zwarte lijnen zichtbaar.

De middelste zaagbek broedt slechts zelden in Nederland en dan alleen het Deltagebied. Het broedgebied van de middelste zaagbek ligt verder naar het noorden, langs rivieren en meren met helder water in Scandinavië. In tegenstelling tot de grote zaagbek wordt het nest niet gebouwd in een boomholte, maar op de grond, goed verstopt tussen de struiken. In de winter trekt de vogel naar het zuiden, waarbij de zaagbekken ook Nederland aandoen.

Putter – Cardeulis cardeulis

Putter – Cardeulis cardeulis

Dit mooi gekleurde vogeltje word ook wel Distelvink genoemd.

Ijseend – Clangula hyemalis

Graspieper – Anthus pratensis

Dodaars – Tachybaptus ruficollis