Zeearend – Haliaeetus albicilla (juveniel)

Dinsdag 1 Augustes 2017:

Dat is/was de dag waar velen naar hebben uitgekeken, de dag dat het 1ste Groninger Zeearend jong uitvloog.

Precies volgens het boekje en de daarop los gelaten theorieën, 100 dagen na geboorte het jong.

De primeur voor de aller eerste foto’s ging naar goede vriend en collega fotograaf Gerrit Kiekebos, chapeau Gerrit.

Ik mocht mee genieten van de eerste officiële grote vlucht van de Jonge Zeearend en als 2de persoon foto’s maken van dit schitterende jonge beest, wat een genot en spektakel.

De 1ste aantal foto’s laten de landing zien na zijn 1ste grote vlucht op 1 Augustes, daarna zijn een paar foto’s te zien van 2 dagen later.

Dank aan Het Groninger Landschap (Alwin Hut) voor het in goede banen leiden van dit unieke en 1ste broedgeval van Groningen!

Wielewaal – Oriolus oriolus

Het geluid van de Wielewaal is bekender dan de vogel zelf. Wielewalen zijn verborgen levende vogels die zich voornamelijk in de bovenste lagen van boomkronen ophouden. Ze zijn opvallend geel-zwart, ’tropisch’ gekleurd, maar dat is een goede uitstekende camouflage voor omhoog kijkende mensen. Onze Wielewaal is de enige vertegenwoordiger van de wielewalenfamilie die in de gematigde zone voorkomt.

‘k mocht het geluk hebben om er 4 tegelijk in boom te zien….het lukte mij om 2 tegelijk op de foto te krijgen.

Pijlstaart – Anas acuta

De pijlstaart is een slanke eend, waarbij de mannetjes verlengde staartveren hebben, waardoor de vogel nog slanker lijkt. Door deze staartveren maar ook door de donkerbruine kop is het mannetje goed herkenbaar. Het vrouwtje is veel minder opvallend en lijkt op het vrouwtje van de wilde eend. De kop is echter donkerder en de snavel is zwart, verder zijn ook de staartveren langer. Vanaf de zomer tot in het najaar heeft het mannetje in plaats van het prachtkleed een bruin gevlekt eclipskleed dat er net zo uit ziet als het verenkleed van het vrouwtje.

Velduil – Asio flammeus (Part 3)

In tegenstelling tot de meeste andere uilen zijn velduilen ook overdag actief. De vogel jaagt in een trage glijvlucht boven open landschap. Aan het begin van de broedtijd baltsen velduilen hoog in de lucht met diepe, trage vleugelslagen. Ook klapt de vogel dan met de vleugels. De rug is donker met talrijke vaalwitte vlekken. Doordat ook de buik en de onderzijde vaalwit zijn, maakt de vogel met name in de vlucht een lichte indruk.

Groene Specht – Picus veridis

De groene specht is dankzij het groene verenkleed en de zwart met rode kop een opvallende vogel die met name leeft in bosachtige gebieden met veel open plekken. Het mannetje onderscheidt zich van het vrouwtje door de aanwezigheid van een rode snorstreep.

Het voedsel bestaat uit mieren, andere insecten en bessen. De mieren vormen het belangrijkste voedsel en worden door de groene specht op de grond gevangen, waarbij de vogel met krachtige sprongen rondhipt.

Het nest bouwt de groene specht in een zelf uitgehakte holte in een oude boom. In tegenstelling tot veel andere spechten roffelt de groene specht nauwelijks op bomen. De roep van de groene specht is een luid lachend kluu kluu kluu, waarmee de vogel zijn territorium afbakent.

Roerdomp – Botaurus stellaris

Hoewel de roerdomp niet zo groot is als de verwante blauwe reiger, is ook de roerdomp een forse vogel. Door het goed gecamoufleerde verenkleed en doordat de roerdomp zich nauwelijks buiten het moeras begeeft, wordt de vogel echter zelden gezien. Bij gevaar neemt de roerdomp de zogenaamde ‘paalhouding’ aan, waarbij de vogel de kop en de hals omhoog richt en daardoor vanwege de zwarte lengtestrepen nauwelijks van het riet te onderscheiden is. Dit effect wordt nog versterkt doordat de vogel de kop met de bewegingen van het riet mee beweegt.

Hoewel de roerdomp zich maar zelden laat zien, is de roep van het mannetje in de broedtijd regelmatig te horen. De roep is een laag en diep whoemp, dat doet denken aan het geluid van een misthoorn en tot op kilometers afstand te horen is.

Vroeger was de roerdomp in Nederland veel talrijker, maar met name door het verdwijnen van de grote, uitgestrekte rietvelden is de vogel tegenwoordig grotendeels verdwenen.

Grote Karekiet – Acrocephalus arundinaceus

Binnen zijn geslacht de grootste (18-20 cm), sterk gelijkend op de kortere kleine karekiet (± 13 cm). Zijn snavel is zwaarder in verhouding tot de andere, maar niet uitgesproken langer. De bovenzijde van zijn veren is warmbruin getint, met weinig expliciete kenmerken, uitstekend als camouflagekleur tussen het riet. Net als bij de andere rietzangers heeft hij een tekening op zijn kop; een crèmekleurige wenkbrauwstreep en donkere oogstreep. De poten zijn grijs. Vaak aangetroffen met ver opengesperde bek al fluitend, met licht opgerichte kruin tussen het riet.

Griel – Burhimus oedicnemus

De griel is een steltloper met een opvallend groot oog en een grijsbruin verenkleed dat bedekt is met dunne, donkere strepen. De vogels zijn echte nachtdieren die zich overdag tegen de grond drukken en dan nauwelijks zichtbaar zijn. Pas in de schemering wordt de vogel actief om te jagen op allerlei kleine dieren, waaronder ook reptielen en muizen.

Vroeger was de griel in Nederland een broedvogel die voorkwam op verschillende open terreinen zoals duinen en heidevelden. Door het verdwijnen van rustige, uitgestrekte broedgebieden is de griel tegenwoordig als broedvogel uit Nederland verdwenen. In Zuid-Europa komt de griel nog redelijk algemeen voor en vooral in het voorjaar komt de vogel als dwaalgast vanuit deze streken een enkele keer naar Nederland.

Kneu – Cardeulis cannabina

In de winter is het verenkleed van de kneu onopvallend grijsbruin van kleur. Het mannetje heeft gekleurde veren op de borst en op het voorhoofd, maar deze zijn niet zichtbaar doordat de veren nog bruine randjes hebben. In het voorjaar slijten deze randjes, waardoor de kruin en de borst van het mannetje langzaam de kenmerkende karmijnrode kleur krijgen. Het vrouwtje lijkt op het mannetje, maar ziet er ’s zomers net zo uit als in de winter.

Ook tijdens de broedperiode leven de vogels vaak in kleine groepjes, doorgaans in relatief open terrein met veel struikgewas en kruiden. Een gedeelte van de populatie kneuen trekt tijdens het najaar naar het zuiden. Vogels uit Scandinavië trekken dan echter naar Nederland, zodat de kneu het hele jaar door te zien is.

Grote Stern – Sterna sandvicensis