Blauwborst – Luscinia svecica

De Blauwborst is door zijn kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de Nederlandse vogelwereld. Blauwborsten hebben de afgelopen decennia in Nederland een flinke opmars heeft gemaakt. Dit komt doordat er meer geschikt leefgebied is bijgekomen. Het is een van de weinige soorten die van de Rode Lijst is geschrapt, omdat het zo goed gaat.

Ralreiger – Ardeola ralloides

De ralreiger is een kleine reiger die vooral in de vlucht opvalt door de witte vleugels. In de winter verschijnen donkere lengtestrepen op de rug en de flanken. Ook is ’s winters de snavelbasis geel van kleur, in plaats van het donkergrijs van de zomer.

Amfibieën maar ook vissen en grote insecten worden door de ralreiger gegeten. De vogel jaagt vanaf een beschutte plek in dichte begroeiing van moerasplanten of riet. De vogel broedt in kleine kolonies samen met verschillende andere soorten reigers en bouwt een nest van takken in een lage boom of struik. In de winter trekken veel ralreigers weg naar tropisch Afrika.

Vos – Vulpes vulpes

Een vos is maar weinig groter dan een flinke kat, hoewel hij door zijn lange vacht en dikke staart vooral ’s winters bedrieglijk groot lijkt. De vos heeft een oranjebruine, rode of bruingrijze vacht, korte poten en een langgerekt lichaam. De rug is donkerder dan de flanken en de buik is grijs tot bijna wit. Hij heeft een dikke, lange staart vaak met een witte punt. Hij heeft grote puntige oren die aan de achterzijde zwart zijn, een zwart-witte snuit en amberkleurige ogen. De wintervacht is veel dikker dan de zomervacht en meestal grijzer van kleur. De vos heeft een goed gehoor en reuk maar ziet minder scherp.

Steppekiekendief – Circus macrourus

De steppekiekendief wordt 40-50 cm lang en heeft een spanwijdte van 0,97 tot 1,18 m. Het mannetje verschilt van de grauwe kiekendief door de bijna egaal grijze vleugels, met alleen op de handpennen een kleine wigvormige zwarte vlek. De blauwe kiekendief heeft meer zwart op de vleugeleinden en is bovendien gemiddeld groter. Onvolwassen vogels zijn egaal oranjebruin, net als de grauwe kiekendief, maar de steppenkiekendief heeft dan een opvallende lichte halsring. Het vrouwtje van de steppenkiekendief is lastig te onderscheiden van de grauwe kiekendief.

Havik – Accipiter gentilis

De rug van de havik is bruin, de onderzijde is vaalwit met dunne, donkere dwarsstrepen. De havik lijkt door dit verenkleed op de sperwer, maar is duidelijk zwaarder gebouwd. Ook onderscheidt de havik zich door de aanwezigheid van een lichte wenkbrauwstreep. Jonge vogels hebben een bruinere onderzijde zonder donkere dwarsstrepen. In plaats daarvan is het verenkleed getekend met korte lengtestrepen. In de vlucht vallen de korte, brede vleugels en de lange staart op.

De havik doodt met de sterke klauwen bij voorkeur vrij grote prooien zoals konijnen en hazen. Ook grote vogels waaronder ook andere roofvogels worden gegeten. Het nest wordt op een hoge, goed verstopte plaats gebouwd. De vogel gebruikt het nest meerdere jaren achter elkaar en breidt het daarbij steeds verder uit.

Waterral – Rallus aquaticus

De waterral komt voornamelijk voor in dichtbegroeide moerassen en heeft zich uitstekend aangepast aan het leven in deze gebieden. Het lichaam van de waterral is zijdelings enigszins afgeplat, zodat de vogel zich makkelijk langs rietstengels kan bewegen. Bij gevaar vliegt de vogel soms over korte afstanden weg, maar zoekt toch het liefst de beschutting van het riet op. Vooral jonge vogels zijn te verwarren met het waterhoen, maar bij volwassen vogels vallen onmiddellijk de bruine rug en de lange snavel op. De vogels laten zich weliswaar niet vaak zien, maar maken hun aanwezigheid geregeld duidelijk door een kenmerkend, gillend geluid, dat een aantal keer steeds zwakker herhaald wordt.

Ook het nest wordt gebouwd in dicht riet, meestal vlak boven het water. In de winter wordt de Nederlandse populatie uitgebreid met overwinterende exemplaren uit Oost-Europa. Alleen bij strenge vorst trekken de meeste vogels verder naar het zuiden. De waterrallen die in Nederland achterblijven zijn in deze perioden wel vaker te zien, omdat de vogels gedwongen worden om groter water op te zoeken dat nog niet dichtgevroren is.

Roerdomp – Botaurus stellaris

Hoewel de roerdomp niet zo groot is als de verwante blauwe reiger, is ook de roerdomp een forse vogel. Door het goed gecamoufleerde verenkleed en doordat de roerdomp zich nauwelijks buiten het moeras begeeft, wordt de vogel echter zelden gezien. Bij gevaar neemt de roerdomp de zogenaamde ‘paalhouding’ aan, waarbij de vogel de kop en de hals omhoog richt en daardoor vanwege de zwarte lengtestrepen nauwelijks van het riet te onderscheiden is. Dit effect wordt nog versterkt doordat de vogel de kop met de bewegingen van het riet mee beweegt.

Hoewel de roerdomp zich maar zelden laat zien, is de roep van het mannetje in de broedtijd regelmatig te horen. De roep is een laag en diep whoemp, dat doet denken aan het geluid van een misthoorn en tot op kilometers afstand te horen is.

Vroeger was de roerdomp in Nederland veel talrijker, maar met name door het verdwijnen van de grote, uitgestrekte rietvelden is de vogel tegenwoordig grotendeels verdwenen.

Wezel – Mustela nivalis

De wezel is het kleinste roofdier van Europa en behoort tot de familie der marterachtigen. Tezamen met de andere marterachtigen: das, otter, hermelijn, bunzing, nerts en de boom- en steenmarter, vormt deze familie van marterachtigen de grootste groep landroofdieren in Nederland.

Visarend – Pandion haliaetus

De buik en een gedeelte van de kop van de visarend zijn wit, terwijl de rug donkerbruin is. De vleugels zijn smal, lang en wit aan de onderzijde, zodat in de vogel in de vlucht grotendeels wit is. Het voedsel van de visarend bestaat vrijwel alleen uit vis en de vogel wordt meestal vliegend boven open water gezien. De visarend vliegt met een trage vleugelslag en jaagt soms ook biddend. De vis wordt gevangen vanuit een stootduik, waarbij de vogel de prooi met naar voren gerichte klauwen uit het water haalt, hierbij verdwijnt de visarend soms geheel onder water.

In Nederland is de visarend tegenwoordig een zeldzame doortrekker, die alleen in het voor- en najaar te zien is. De populatie visarenden in West-Europa is sterk afgenomen, mede door watervervuiling en vervolging door de mens.

Ijsduiker – Gavia immer

De IJsduiker behoort tot de familie der duikers. Hij is de op één na grootste duiker die in Europa kan worden waargenomen. Het is een vrij zeldzame soort, die vooral langs de kust kan worden gezien, maar ook in het binnenland. Hij heeft een voorkeur voor grote, diepe en visrijke wateren en kan daar soms geruime tijd blijven bivakkeren. Per jaar worden naar schatting 10 tot 20 IJsduikers waargenomen (Bron; Algemene en Schaarse Vogels van Nederland; Bijlsma et al). In sommige jaren is de soort algemener dan in andere. In de winter van 2006/2007 werden er relatief veel IJsduikers in Nederland waargenomen en een aantal vogels bleef lang ter plaatse. Verreweg de meeste in Nederland waargenomen vogels zijn in hun eerste winterkleed.