Parelduiker – Gavia arctica

De parelduiker is veel zeldzamer dan de roodkeelduiker. Hij wordt vooral langstrekkend aan de kust gezien, soms ook in het binnenland. Parelduikers hebben in zomerkleed een fluweelachtige grijze kruin en achterhals, zwarte keel en een duidelijk patroon van witte blokken op de bovendelen. In winterkleed minder opvallend: heeft niet het ‘witte gezicht’ van de roodkeelduiker. Heeft vaak een opvallende witte vlek op de achterflank. Steil voorhoofd, met afgerond achterhoofd. Snavel horizontaal, bij roodkeelduiker iets omhooggehouden. Dikke hals en volle borst.

Kuifduiker – Podiceps auritus

De kuifduiker is ongeveer even groot als de geoorde fuut. Zomers in zijn prachtkleed heeft deze vogel een prachtige goudbruine oorpluim op een donkerbruine kop. Het winterkleed is heel wat minder opvallend. Dan is de vorm van de kop onderscheidend, maar dat is op grote afstand vaak lastig te zien. Het zwart boven op de kop is bij de kuifduiker duidelijker afgegrensd is en houdt onder het oog abrupt op.

Voor Nederland is het redelijk uniek om zo’n exemplaar in zomerkleed te treffen.

Geoorde Fuut – Podiceps nigricollis

De Geoorde Fuut behoort tot de fuutachtigen. De Geoorde Fuut is iets groter als de Dodaars en even groot als de kuifduiker. In de winter lijken de twee soorten veel op elkaar, maar de geoorde fuut mist de witte snavelpunt. De geoorde fuut heeft een iets opgewipte snavel en een rond kopje. Bij de kuifduiker is de kop langwerpig.
In de winter is hij ook te vinden aan de kust. In het westen van Europa is het een plaatselijk algemene standvogel. In het oosten een trekvogel, daar vooral in de zomer aanwezig.
In de winter kun je kuifduiker en geoorde fuut op dezelfde locaties aantreffen. De geoorde fuut is echter het hele jaar in Nederland aanwezig. Het is een schaarse broedvogel.
In de winter verblijven de vogels niet in hun broedgebied. Geoorde futen zoeken vaak bescherming in kokmeeuwkolonies. Op vennen en plassen waar kokmeeuwen broeden kun je dus alert zijn op geoorde futen.
De geoorde fuut is tamelijk zwijgzaam in tegenstelling tot de dodaars die met zijn roep zijn aanwezigheid verraadt. Het aantal broedparen van de geoorde fuut schommelt nogal per jaar maar is deze fuut is in Nederland plaatselijk een vrij talrijke vogel

Roodkeelduiker – Gavia stellata

In het zomerkleed is de roodkeelduiker makkelijk te onderscheiden van andere duikers door de rode keel en het ontbreken van een lichte tekening op de rug. In de winter is de keel wit en is de rug wit gespikkeld. De vogel is dan te herkennen aan het typische zwemgedrag, waarbij de kop enigszins schuin omhoog gehouden wordt. In de vlucht toont de roodkeelduiker een witte onderzijde, waarbij alleen de achtereinden van de vleugels donker gekleurd zijn. De roodkeelduiker heeft een snellere en diepere vleugelslag dan andere duikers.

Roodkeelduikers jagen vaak gezamenlijk en zwemmen daarbij ook met opgeheven kop om elkaar heen. Broeden doet de roodkeelduiker langs grote meren in Noord-Europa. De vogel is niet snel op het land en nesten worden dan ook vlak langs de waterkant gebouwd, zodat de vogel bij gevaar snel onder water kan duiken.

Ijsduiker – Gavia immer

De IJsduiker behoort tot de familie der duikers. Hij is de op één na grootste duiker die in Europa kan worden waargenomen. Het is een vrij zeldzame soort, die vooral langs de kust kan worden gezien, maar ook in het binnenland. Hij heeft een voorkeur voor grote, diepe en visrijke wateren en kan daar soms geruime tijd blijven bivakkeren. Per jaar worden naar schatting 10 tot 20 IJsduikers waargenomen (Bron; Algemene en Schaarse Vogels van Nederland; Bijlsma et al). In sommige jaren is de soort algemener dan in andere. In de winter van 2006/2007 werden er relatief veel IJsduikers in Nederland waargenomen en een aantal vogels bleef lang ter plaatse. Verreweg de meeste in Nederland waargenomen vogels zijn in hun eerste winterkleed.

Roodhalsfuut – Podiceps grisegena

In tegenstelling tot de gewone fuut is de roodhalsfuut een zeer zeldzame broedvogel in Nederland. Slechts een enkel paar komt hier soms tot broeden. Een broedgeval is dus hoogst uitzonderlijk. De roodhalsfuut is wel een algemene wintergast en wordt het meest gezien tussen augustus en mei. In januari en februari zijn de meeste exemplaren aanwezig. Ook overzomeren er jaarlijks enkele exemplaren in Nederland.
In de winter mist de roodhalsfuut zijn rode hals. De vogel is dan hoofdzakelijk grijs met een wat lichtere voorhals en oorstreek. Roodhalsfuten zijn iets kleiner dan de gewone fuut. Samen met de gele snavelbasis zijn dit goede kenmerken om de soort te determineren.
Roodhalsfuten verblijven in de winter het meest in havens langs de kust en ook wel langs de Afsluitdijk.

Fuut – Podiceps cristatus

Roodkeelduiker – Gavia stellata (Leucistische)

Een Leucistische Roodkeelduiker heel apart om te zien.
In tegenstelling tot het Albinisme hebben dieren die Leucisme hebben nog wel iets van Melanine in hun genen, en dus geen rode ogen.
En naar wat schijnt zijn beesten met Leucisme agressiever tegenover soort genoten e.a. dieren.

Dodaars – Tachybaptus ruficollis