Zeekoet – Uria aalge

Zeekoeten zijn aan zout water gebonden en vertonen zich vrijwel alleen langs de kust. De soort is hier het talrijkst van oktober tot en met april. De meeste vogels worden langsvliegend gezien, maar zijn lastig te onderscheiden van Alken. Een ruime meerderheid van de passerende ‘alk/zeekoeten’ zal Zeekoeten betreffen, gelet op goed waarneembare of gestrande vogels. Op sommige dagen passeren duizenden ‘alk/zeekoeten’ de zeetrektelposten. Waarnemingen in het binnenland, steevast van uitgeputte vogels, zijn uitermate zeldzaam.

Kleine Alk – Alle alle

Zeer kleine alkachtige, die in het arctische gebied broedt in zeer grote kolonies op berghellingen. De soort overwintert op zee, zuidelijk tot het Noordzeegebied. Kleine Alken worden in de meeste jaren in kleine aantallen waargenomen vanaf de punten waar zeetrektellingen worden verricht, maar in sommige jaren is de soort aanzienlijk talrijker, en treden influxen op. Dergelijke influxen worden vaak in gang gezet door harde aanlandige wind in de late herfst. Vooral tijdens dergelijke influxen worden Kleine Alken ook wel eens in het binnenland aangetroffen. Dergelijke uit de koers geraakte vogels kunnen soms enige tijd op zoet water aanwezig blijven. November is verreweg de beste maand voor Kleine Alken, maar vanaf oktober tot april kunnen Kleine Alken worden waargenomen.