Brilduiker – Bucephala clangula

Het mannetje van de brilduiker heeft een opvallende, zwart/witte tekening. Het vrouwtje is minder opvallend getekend, maar is toch duidelijk te herkennen aan de bruine kop. Bij beide geslachten valt de gele iris op. In de vlucht is de brilduiker te herkennen aan de snelle vleugelslag, waarbij een fluitend geluid te horen is dat veroorzaakt wordt door de slagpennen van de vleugels.

In Nederland broeden hoogstens enkele brilduikers, in Europa broeden de vogels vooral in Scandinavië en dan bij voorkeur langs heldere meren in het bos. Het nest wordt gebouwd in een boomholte. De jonge vogels laten zich, nadat ze uit het ei gekropen zijn, uit het nest vallen om de moeder meteen te volgen naar het water. In de winter trekken de vogels onder andere naar Nederland om te overwinteren op binnenwater of langs de kust.

Kramsvogel – Turdus pilaris

De kramsvogel heeft een opvallend verenkleed met een grijs en bruine rug en talrijke zwarte streepjes op de buik en de borst. De vogel laat vooral in de vlucht een typerende roep horen die bestaat uit reeks elkaar snel opvolgende klanken.

De kramsvogel is vooral in de winter in grote aantallen in Nederland te zien. Het broedgebied bevindt zich verder naar het oosten van Europa. De kramsvogel broedt in kolonies waarbij de vogels grote nesten in een boom bouwen. Ook in Nederland zijn enkele broedkolonies geweest, in de jaren 80 waren er bijna 1.000 broedparen. De laatste jaren is het aantal broedparen gedaald tot minder dan 100 paar, het is nog onduidelijk waarom het aantal broedparen zo sterk wisselt. In de winter is de vogel vaak te zien in de buurt van bessenstruiken.

Roodhalsfuut – Podiceps grisegena

In tegenstelling tot de gewone fuut is de roodhalsfuut een zeer zeldzame broedvogel in Nederland. Slechts een enkel paar komt hier soms tot broeden. Een broedgeval is dus hoogst uitzonderlijk. De roodhalsfuut is wel een algemene wintergast en wordt het meest gezien tussen augustus en mei. In januari en februari zijn de meeste exemplaren aanwezig. Ook overzomeren er jaarlijks enkele exemplaren in Nederland.
In de winter mist de roodhalsfuut zijn rode hals. De vogel is dan hoofdzakelijk grijs met een wat lichtere voorhals en oorstreek. Roodhalsfuten zijn iets kleiner dan de gewone fuut. Samen met de gele snavelbasis zijn dit goede kenmerken om de soort te determineren.
Roodhalsfuten verblijven in de winter het meest in havens langs de kust en ook wel langs de Afsluitdijk.

Ijseend – Clangula hyemalis

Graspieper – Anthus pratensis

Bonte Kraai – Corvus cornix