Bruine Klauwier – Lanius cristatus

De Bruine Klauwier is een zangvogel die in een groot deel van Azië broedt en overwintert in het oriëntaals gebied. Deze soort is zeer nauw verwant aan de grauwe klauwier (L. collurio) en de Daurische klauwier (L. isabellinus) en werden vroeger wel als ondersoorten van elkaar beschouwd.

De Bruine Klauwier is gemiddeld 20 cm lang. De vogel is overwegend bruin van boven en hij heeft een afgeronde staart. De vogel heeft een zwart “masker” rond het oog en daarboven een lichte wenkbrauwstreep. De buik en borst zijn roomkleurig, maar de flanken toe meer roodbruin. Het vrouwtje is valer gekleurd en heeft een op visschubben gelijkend verenkleed op de borst en het masker is donkerbruin in plaats van zwart.

Op 18 Januari 2014 is in het Achterhoekse Veldhunten een Bruine Klauwier gespot; dit is de eerste bevestigde waarneming in Nederland.
OP 27 Februari 2017 kwam de melding van de 2de Bruine Klauwier Nederland (Den Helder).

Pijlstaart – Anas acuta

De pijlstaart is een slanke eend, waarbij de mannetjes verlengde staartveren hebben, waardoor de vogel nog slanker lijkt. Door deze staartveren maar ook door de donkerbruine kop is het mannetje goed herkenbaar. Het vrouwtje is veel minder opvallend en lijkt op het vrouwtje van de wilde eend. De kop is echter donkerder en de snavel is zwart, verder zijn ook de staartveren langer. Vanaf de zomer tot in het najaar heeft het mannetje in plaats van het prachtkleed een bruin gevlekt eclipskleed dat er net zo uit ziet als het verenkleed van het vrouwtje.

Ringsnaveleend – Aythya collaris

De Ringsnaveleend is een eendvogel uit de familie van de Anatidae. Het mannetje is qua kleurenpatroon gelijkaardig aan de kuifeend.

Vos – Vulpes vulpes

Een vos is maar weinig groter dan een flinke kat, hoewel hij door zijn lange vacht en dikke staart vooral ’s winters bedrieglijk groot lijkt. De vos heeft een oranjebruine, rode of bruingrijze vacht, korte poten en een langgerekt lichaam. De rug is donkerder dan de flanken en de buik is grijs tot bijna wit. Hij heeft een dikke, lange staart vaak met een witte punt. Hij heeft grote puntige oren die aan de achterzijde zwart zijn, een zwart-witte snuit en amberkleurige ogen. De wintervacht is veel dikker dan de zomervacht en meestal grijzer van kleur. De vos heeft een goed gehoor en reuk maar ziet minder scherp.

Steppekiekendief – Circus macrourus

De steppekiekendief wordt 40-50 cm lang en heeft een spanwijdte van 0,97 tot 1,18 m. Het mannetje verschilt van de grauwe kiekendief door de bijna egaal grijze vleugels, met alleen op de handpennen een kleine wigvormige zwarte vlek. De blauwe kiekendief heeft meer zwart op de vleugeleinden en is bovendien gemiddeld groter. Onvolwassen vogels zijn egaal oranjebruin, net als de grauwe kiekendief, maar de steppenkiekendief heeft dan een opvallende lichte halsring. Het vrouwtje van de steppenkiekendief is lastig te onderscheiden van de grauwe kiekendief.

Havik – Accipiter gentilis

De rug van de havik is bruin, de onderzijde is vaalwit met dunne, donkere dwarsstrepen. De havik lijkt door dit verenkleed op de sperwer, maar is duidelijk zwaarder gebouwd. Ook onderscheidt de havik zich door de aanwezigheid van een lichte wenkbrauwstreep. Jonge vogels hebben een bruinere onderzijde zonder donkere dwarsstrepen. In plaats daarvan is het verenkleed getekend met korte lengtestrepen. In de vlucht vallen de korte, brede vleugels en de lange staart op.

De havik doodt met de sterke klauwen bij voorkeur vrij grote prooien zoals konijnen en hazen. Ook grote vogels waaronder ook andere roofvogels worden gegeten. Het nest wordt op een hoge, goed verstopte plaats gebouwd. De vogel gebruikt het nest meerdere jaren achter elkaar en breidt het daarbij steeds verder uit.

Velduil – Asio flammeus (Part 3)

In tegenstelling tot de meeste andere uilen zijn velduilen ook overdag actief. De vogel jaagt in een trage glijvlucht boven open landschap. Aan het begin van de broedtijd baltsen velduilen hoog in de lucht met diepe, trage vleugelslagen. Ook klapt de vogel dan met de vleugels. De rug is donker met talrijke vaalwitte vlekken. Doordat ook de buik en de onderzijde vaalwit zijn, maakt de vogel met name in de vlucht een lichte indruk.

Groene Specht – Picus veridis

De groene specht is dankzij het groene verenkleed en de zwart met rode kop een opvallende vogel die met name leeft in bosachtige gebieden met veel open plekken. Het mannetje onderscheidt zich van het vrouwtje door de aanwezigheid van een rode snorstreep.

Het voedsel bestaat uit mieren, andere insecten en bessen. De mieren vormen het belangrijkste voedsel en worden door de groene specht op de grond gevangen, waarbij de vogel met krachtige sprongen rondhipt.

Het nest bouwt de groene specht in een zelf uitgehakte holte in een oude boom. In tegenstelling tot veel andere spechten roffelt de groene specht nauwelijks op bomen. De roep van de groene specht is een luid lachend kluu kluu kluu, waarmee de vogel zijn territorium afbakent.

Roodkeelduiker – Gavia stellata

In het zomerkleed is de roodkeelduiker makkelijk te onderscheiden van andere duikers door de rode keel en het ontbreken van een lichte tekening op de rug. In de winter is de keel wit en is de rug wit gespikkeld. De vogel is dan te herkennen aan het typische zwemgedrag, waarbij de kop enigszins schuin omhoog gehouden wordt. In de vlucht toont de roodkeelduiker een witte onderzijde, waarbij alleen de achtereinden van de vleugels donker gekleurd zijn. De roodkeelduiker heeft een snellere en diepere vleugelslag dan andere duikers.

Roodkeelduikers jagen vaak gezamenlijk en zwemmen daarbij ook met opgeheven kop om elkaar heen. Broeden doet de roodkeelduiker langs grote meren in Noord-Europa. De vogel is niet snel op het land en nesten worden dan ook vlak langs de waterkant gebouwd, zodat de vogel bij gevaar snel onder water kan duiken.

Waterral – Rallus aquaticus

De waterral komt voornamelijk voor in dichtbegroeide moerassen en heeft zich uitstekend aangepast aan het leven in deze gebieden. Het lichaam van de waterral is zijdelings enigszins afgeplat, zodat de vogel zich makkelijk langs rietstengels kan bewegen. Bij gevaar vliegt de vogel soms over korte afstanden weg, maar zoekt toch het liefst de beschutting van het riet op. Vooral jonge vogels zijn te verwarren met het waterhoen, maar bij volwassen vogels vallen onmiddellijk de bruine rug en de lange snavel op. De vogels laten zich weliswaar niet vaak zien, maar maken hun aanwezigheid geregeld duidelijk door een kenmerkend, gillend geluid, dat een aantal keer steeds zwakker herhaald wordt.

Ook het nest wordt gebouwd in dicht riet, meestal vlak boven het water. In de winter wordt de Nederlandse populatie uitgebreid met overwinterende exemplaren uit Oost-Europa. Alleen bij strenge vorst trekken de meeste vogels verder naar het zuiden. De waterrallen die in Nederland achterblijven zijn in deze perioden wel vaker te zien, omdat de vogels gedwongen worden om groter water op te zoeken dat nog niet dichtgevroren is.