Strandleeuwerik – Eremophila alpestris

Door de opvallende koptekening met gele en zwarte delen is de strandleeuwerik duidelijk herkenbaar. De vogel is in Nederland vooral te zien in het winterkleed, waarbij de koptekening minder duidelijk te zien is. Naast planten en zaden vormen insecten het belangrijkste voedsel van de strandleeuwerik. De vogel besluipt de insecten door onopvallend over de grond te kruipen.

Strandleeuweriken broeden in weidegebieden in de bergachtige streken van Scandinavië en overwinteren langs de kusten van de Oostzee en de Noordzee. In tegenstelling tot de meeste andere leeuweriken komt de strandleeuwerik niet voor in het binnenland.

Slangenarend – Circaetus gallicus

Slangenarenden leven vrijwel uitsluitend van reptielen, en dan vooral, zoals de naam al zegt, van slangen. Deze worden gezocht door vrij langzaam boven open gebied te vliegen, waarbij Slangenarend veelvuldig bidt, met hangende poten en een naar beneden gerichte kop. Omdat de door hen bejaagde prooidieren ’s winters niet voorhanden zijn, trekken Slangenarenden in de herfst naar het zuiden. De soort overwintert ten zuiden van de Sahara. Slangenarenden broeden in het oosten, zuidoosten en zuidwesten van Europa.

Tot medio jaren 90 was deze soort in Nederland een zeldzame dwaalgast, met slechts zeven gevallen tot 1993, maar vanaf 1996 gebeurt het regelmatig dat in reptielenrijke gebieden Slangenarenden over zomeren; soms één, maar soms ook twee exemplaren. Vaak gaat het daarbij om onvolwassen vogels. Nationaal Park de Hoge Veluwe, en het Fochteloërveen zijn gebieden waarin ’s zomers regelmatig Slangenarenden kunnen worden waargenomen.

Zwarte Ibis – Plegadis falcinellus