Roodborsttapuit – Saxicola rubicola

De roodborsttapuit lijkt sterk op het paapje maar beide soorten komen zelden voor in hetzelfde gebied. In tegenstelling tot het paapje, dat de voorkeur geeft aan extensief gebruikte landbouwgebieden, komt de roodborsttapuit met name voor in hoogvenen en heidegebieden. De roodborsttapuit is van het paapje te onderscheiden door het ontbreken van een wenkbrauwstreep en de zwarte keel. Het vrouwtje is minder contrastrijk getekend dan het mannetje. De zangpost van het mannetje bevindt zich in de top van een alleenstaande struik, maar de vogel kent ook een zangvlucht.

Grote Bonte Specht – Dendrocopos major

De grote bonte specht is aangepast op een leven in de bomen. De tenen zijn zo geplaatst dat de vogel gemakkelijk verticaal kan klimmen. De staart is stevig en wordt tijdens het klimmen als ondersteuning gebruikt. De stevige, scherpe snavel van de grote bonte specht wordt door de vogel onder andere gebruikt om een nestholte uit te hakken, om voedsel te zoeken en om contact te maken met soortgenoten. Het voedsel wordt voornamelijk gevonden op stammen en takken van bomen, waarbij de snavel gebruikt wordt om insecten en kleine diertjes uit het hout te lokken.

Slangenarend – Circaetus gallicus

Slangenarenden leven vrijwel uitsluitend van reptielen, en dan vooral, zoals de naam al zegt, van slangen. Deze worden gezocht door vrij langzaam boven open gebied te vliegen, waarbij Slangenarend veelvuldig bidt, met hangende poten en een naar beneden gerichte kop. Omdat de door hen bejaagde prooidieren ’s winters niet voorhanden zijn, trekken Slangenarenden in de herfst naar het zuiden. De soort overwintert ten zuiden van de Sahara. Slangenarenden broeden in het oosten, zuidoosten en zuidwesten van Europa.

Tot medio jaren 90 was deze soort in Nederland een zeldzame dwaalgast, met slechts zeven gevallen tot 1993, maar vanaf 1996 gebeurt het regelmatig dat in reptielenrijke gebieden Slangenarenden over zomeren; soms één, maar soms ook twee exemplaren. Vaak gaat het daarbij om onvolwassen vogels. Nationaal Park de Hoge Veluwe, en het Fochteloërveen zijn gebieden waarin ’s zomers regelmatig Slangenarenden kunnen worden waargenomen.