Kneu – Cardeulis cannabina

In de winter is het verenkleed van de kneu onopvallend grijsbruin van kleur. Het mannetje heeft gekleurde veren op de borst en op het voorhoofd, maar deze zijn niet zichtbaar doordat de veren nog bruine randjes hebben. In het voorjaar slijten deze randjes, waardoor de kruin en de borst van het mannetje langzaam de kenmerkende karmijnrode kleur krijgen. Het vrouwtje lijkt op het mannetje, maar ziet er ’s zomers net zo uit als in de winter.

Ook tijdens de broedperiode leven de vogels vaak in kleine groepjes, doorgaans in relatief open terrein met veel struikgewas en kruiden. Een gedeelte van de populatie kneuen trekt tijdens het najaar naar het zuiden. Vogels uit Scandinavië trekken dan echter naar Nederland, zodat de kneu het hele jaar door te zien is.

Grasmus – Sylvia communis

De grasmus is een onopvallende vogel die zich meestal ophoudt in dicht struikgewas. De grasmus verraad zijn aanwezigheid vaak door zijn typische snelle zang. De vogel is voortdurend in beweging en laat zich meestal maar kort zien. De vogel is behalve aan de zang het makkelijkst te herkennen aan de witte keel en lichte buik. Ook de bruine rug met de donkere tekening is een kenmerk van de grasmus. Het mannetje zingt vaak vanuit de top van een struik, maar vliegt soms ook op voor een korte zangvlucht.

Grasmussen overwinteren ten zuiden van de Sahara en moeten daarbij de voedselarme woestijn oversteken. Door het uitbreiden van de woestijn wordt de oversteek steeds moeilijker. Mede hierdoor is het aantal grasmussen in Nederland tegenwoordig kleiner dan vroeger.