Waterral – Rallus aquaticus

De waterral komt voornamelijk voor in dichtbegroeide moerassen en heeft zich uitstekend aangepast aan het leven in deze gebieden. Het lichaam van de waterral is zijdelings enigszins afgeplat, zodat de vogel zich makkelijk langs rietstengels kan bewegen. Bij gevaar vliegt de vogel soms over korte afstanden weg, maar zoekt toch het liefst de beschutting van het riet op. Vooral jonge vogels zijn te verwarren met het waterhoen, maar bij volwassen vogels vallen onmiddellijk de bruine rug en de lange snavel op. De vogels laten zich weliswaar niet vaak zien, maar maken hun aanwezigheid geregeld duidelijk door een kenmerkend, gillend geluid, dat een aantal keer steeds zwakker herhaald wordt.

Ook het nest wordt gebouwd in dicht riet, meestal vlak boven het water. In de winter wordt de Nederlandse populatie uitgebreid met overwinterende exemplaren uit Oost-Europa. Alleen bij strenge vorst trekken de meeste vogels verder naar het zuiden. De waterrallen die in Nederland achterblijven zijn in deze perioden wel vaker te zien, omdat de vogels gedwongen worden om groter water op te zoeken dat nog niet dichtgevroren is.

Roerdomp – Botaurus stellaris

Hoewel de roerdomp niet zo groot is als de verwante blauwe reiger, is ook de roerdomp een forse vogel. Door het goed gecamoufleerde verenkleed en doordat de roerdomp zich nauwelijks buiten het moeras begeeft, wordt de vogel echter zelden gezien. Bij gevaar neemt de roerdomp de zogenaamde ‘paalhouding’ aan, waarbij de vogel de kop en de hals omhoog richt en daardoor vanwege de zwarte lengtestrepen nauwelijks van het riet te onderscheiden is. Dit effect wordt nog versterkt doordat de vogel de kop met de bewegingen van het riet mee beweegt.

Hoewel de roerdomp zich maar zelden laat zien, is de roep van het mannetje in de broedtijd regelmatig te horen. De roep is een laag en diep whoemp, dat doet denken aan het geluid van een misthoorn en tot op kilometers afstand te horen is.

Vroeger was de roerdomp in Nederland veel talrijker, maar met name door het verdwijnen van de grote, uitgestrekte rietvelden is de vogel tegenwoordig grotendeels verdwenen.

Visarend – Pandion haliaetus

De buik en een gedeelte van de kop van de visarend zijn wit, terwijl de rug donkerbruin is. De vleugels zijn smal, lang en wit aan de onderzijde, zodat in de vogel in de vlucht grotendeels wit is. Het voedsel van de visarend bestaat vrijwel alleen uit vis en de vogel wordt meestal vliegend boven open water gezien. De visarend vliegt met een trage vleugelslag en jaagt soms ook biddend. De vis wordt gevangen vanuit een stootduik, waarbij de vogel de prooi met naar voren gerichte klauwen uit het water haalt, hierbij verdwijnt de visarend soms geheel onder water.

In Nederland is de visarend tegenwoordig een zeldzame doortrekker, die alleen in het voor- en najaar te zien is. De populatie visarenden in West-Europa is sterk afgenomen, mede door watervervuiling en vervolging door de mens.